De bever (deutsch unten)
De bever is Europa's grootste knaagdier, vollwassen exemplaren kunnen tot 30 kg zwaar en 1,20 m lang worden. De bever heeft een dichte ondervacht met daaroverheen een laag vettige vacht die tegen de kou beschermt. Hij brengt een groot deel van zijn leven in het water door.
Voedsel:
De bever is een vegetariër, eet het liefst bast van takken en twijgen, Om het te krijgen, doet hij er alles aan om de bomen om te hakken. Het knaagdier met zijn extreem scherpe en sterke tanden, die zijn hele leven doorgroeien, knaagt de stam rond tot deze lijkt op een zandloper en uiteindelijk omvalt. Daarnaast eet hij ook andere planten die op het land en in het water groeien o.m. koninginnnekruid, de gewone dotterbloem en brandnetel
Beverbouw:
De bever, die meestal in de schemering en in de nacht actief is, brengt de dag door met zijn gezin in zijn hol in de oever. De ingang van deze woning bevindt zich onder water. Dit is geen probleem, omdat de bever heel lang kan duiken en goed kan zwemmen, dankzij de zwemvliezen tussen de tenen van zijn achterpoten en de lange platte staart. Met zijn scherpe en lange klauwen kan hij uitstekend graven. De mens moet hier aan de oever goed opletten, want de oevers kunnen wel eens inzakken.
Elders bouwen bevers burchten, maar dat doen de bevers hier aan de Worm niet.
Jongen:
Bevers zijn een leven lang trouw .
Na een draagtijd van 105 dagen worden meestal 2 tot 3 jongen geboren. Ze zijn 500-700 gr. zwaar en worden ongeveer twee maanden door de moeder gezoogd. Zij zijn bij de geboorte al behaard en zwemmen is meestal geen probleem na enkele dagen, maar het duiken moeten zij soms nog wat oefenen. Op 3-jarige leeftijd verlaten ze hun ouders en zoeken een eigen territorium. Hier kunnen zij een hol bouwen en een eigen familie stichten.
Leefgebied:
Aan de Worm was de bever uitgestorven. In het verlede maakten de mensen jacht op bevers om hun vlees. Tijdens tijdens de vastentijd mochten zij geen vlees eten. Omdat de bever, net als de vis, in het water leeft was het volgens de katholieke kerk geen vlees en toegestaan om te eten tijdens de vastentijd. Ook werd de bever ook om zijn vacht gejaagd.
Ongeveer 30 jaar geleden werden enkele exemplaren in de Eifel (Wehebach) uitgezet ter inburgering. In de loop van de jaren is het aantal bevers sterk toegenomen. Enkele exemplaren zijn langs de rivieren op zoek gegaan naar nieuwe territoria. Stroomopwaarts langs de Worm kwamen zij tot hier.
Ook in andere delen van Nederland en Duitsland is de Bever weer thuisgekomen. Hij is beschermd en mag niet worden bejaagd.
Der Biber
Der Biber an der Wurm - nicht nur hier in Herzogenrath/Kerkrade ist er aktiv, sondern an vielen weiteren Stellen an der Wurm und das mit einer steigenden Population.
Informationen zu Bestand und Fragen zum Umgang beantwortet gerne die Biologische Station bzw. die Biber Pate (rechts in der Spalte Verlinkung).
Der Biber ist Europas größtes Nagetier, das im Erwachsenenalter bis zu 30 kg schwer und bis zu 1,20 m groß werden kann. Sein dichtes und gut gefettetes Fell schützt den Biber, der einen Großteil seines Lebens im Wasser verbringt, vor Kälte.
Nahrung: Der Biber ist Vegetarier, der sich mit Vorliebe von Rinden, Ästen, Zweigen, Blättern und Knospen ernährt. Um an sie heranzukommen, macht er sich große Mühe, die Bäume zu fällen. Das Nagetier mit seinen extrem scharfen und starken Zähnen, die immer wieder nachwachsen, nagt den Stamm rundherum ab bis dieser einer Sanduhr gleicht und schließlich umfällt. Daneben frisst er auch andere Pflanzen, die an Land und im Wasser wachsen, u. a. Wasserdost und Sumpfdotterblume.
Bissspuren - Hier gegenüber der Tafel 8 sieht man - wenn nicht die Brennesseln hochstehen - die Bissspuren des Bibers hier an der Wurm!
Wohnung: Der Biber ist in seinem Revier meist dämmerungs- und nachtaktiv und verbringt den Tag mit seiner Familie in der Wohnhöhle im Uferbereich. Nur der Eingang zu dieser Behausung befindet sich unter Wasser. Das ist kein Problem, denn der Biber kann sehr lange tauchen und dank seiner Schwimmhäute zwischen den Zehen seiner Hinterpfoten und dem langen platten Schwanz gut schwimmen. Die Höhle hat er mit seinen scharfen und langen Krallen gegraben und den Eingang mit Ästen geschützt. Die Menschen mögen diese Bauten nicht, da sich dort das Ufer stark absenkt. Seine Verwandten in anderen Gebieten bauen quer durch den Bach richtige Biberburgen, aber hier tun sie das nicht.
Nachkommen: In diesem Bau wohnt das Biberpaar, das sich ein Leben lang treu ist, mit meist 2 – 3 Jungen. Das Weibchen hat sie nach einer Tragezeit von 105 Tagen geboren. Sie sind bei der Geburt 500 – 700 g schwer und werden von der Mutter ca. zwei Monate gesäugt. Im Alter von 4 – 5 Wochen dürfen sie ins Freie. Das Schwimmen ist meist kein Problem, aber das Tauchen muss erst noch geübt werden. Im Alter von 3 Jahren verlassen sie ihre Eltern, suchen sich ein Revier und gründen eine eigene Familie.
Vorkommen: Bei uns waren die Biber ausgestorben, weil in der Vergangenheit der Mensch sie jagte, um an ihr Fleisch und das schöne, warme Fell zu gelangen. Vor ca. 30 Jahren aber wurden in der Eifel (am Wehebach) wieder einige Exemplare ausgesetzt, um sie dort heimisch zu machen. Im Laufe der Jahre haben sich die Biber vermehrt und sind auf der Suche nach neuen Revieren entlang der Rur flussabwärts gezogen. Von der Mündung der Wurm siedelten sie sich wieder flussaufwärts bis in unsere Region hier an. Auch in anderen Bereichen Deutschlands ist der Biber wieder heimisch geworden. Er ist geschützt und darf nicht gejagt werden.
(Peter Kuhn)
Weitere Informationen zum Biber gibt es auch auf der Biber - Informationstafel vom WasserWeg Lippe (Hamm) - hier abrufbar
